De laatste 3 jaren waren erg leerzaam voor mij. Als docent-mentor begeleidde ik een groepje van 9 coassistenten tijdens hun masterfase van de Geneeskunde-opleiding, met name op het gebied van professioneel gedrag. In de verschillende bijeenkomsten die we na ieder co-schap hadden was een belangrijke plek voor intervisie-gesprekken gereserveerd. De jonge dokters werden aangespoord om tijdens hun klinische stages een bepaalde situatie op te merken waarin ze zich geïntimideerd, onveilig of anderszins ongemakkelijk voelden. Deze casussen werden dan in kleine groepjes van 4 of 5 nabesproken volgens een vast stramien van luisteren, exploreren, het uitdiepen van gevoelsreflecties en uiteindelijk het benoemen van alternatieven mocht een dergelijke situatie zich opnieuw voordoen.
Geanonimiseerd schets ik een aantal besproken situaties. Zo was er een zaalarts die, zonder gêne in het bijzijn van 2 co’s, een jonge verpleegkundige dusdanig afsnauwde dat deze huilend afdroop. Eén van de coassistenten werd te vroeg in haar co-schap verantwoordelijk voor een afdeling in het verpleeghuis met een supervisor die alleen via de mobiele telefoon bereikbaar was. Een derde coassistent kwam op een dag in “zijn” huisartsenpraktijk waar een ruzie tussen de artsen zo’n beetje in de wachtkamer werd uitgevochten. Verder werd er meerdere malen melding gemaakt van supervisoren die geen enkele intentie hadden hun beleid desgevraagd met wetenschappelijke evidence te staven. Als voorlopig hoogte- of beter dieptepunt noem ik de arts die een slecht-nieuwsgesprek dusdanig kort en empathieloos uitvoerde, dat deze de coassistent achterliet met een dagenlang gevoel van onmacht en plaatsvervangende schaamte, met als kwellende gedachte dat hij niets aan de situatie had kunnen veranderen.
Uiteraard realiseer ik me dat bovenstaande situaties een negatieve en niet-representatieve selectie van de ervaringen in de coassistentschappen zijn, maar dat ze anno nu nog voorkomen baart me zorgen. Een van de vaste vragen in zo’n intervisiegesprek was of het gelukt was de supervisor feedback te geven dan wel te laten reflecteren op zijn of haar gedrag. In vrijwel geen enkel geval was dit gebeurd. De meest gehoorde argumenten waren “Dat vind ik niet bij mijn rol passen” en “Ik heb er niets van gezegd, omdat de supervisor mij later nog moest beoordelen.” Hier wringt nu mijns inziens de schoen (of zo u wilt de witte klomp) het meest: dagelijks lopen er honderden jonge, aanstaande collega’s rond die met een open blik en met het ideale beeld uit de opleiding en communicatietrainingen nog vers in hun geheugen kunnen reflecteren op het gedrag van artsen en verpleegkundigen, maar we maken er nog te weinig gebruik van. Waar we de laatste jaren vol ingezet hebben op het empoweren van patiënten, blijft de coassistent te ver achter.
Mijn oproep is dan ook de volgende: maak gebruik van de coassistent zoals bijvoorbeeld de copiloot in de luchtvaart wordt ingezet. Laat hem of haar gevraagd en ongevraagd feedback geven (desnoods nadat de beoordeling voor het co-schap gegeven is, bijvoorbeeld door middel van spiegelgesprekken), bereid de jonge dokter hier al op voor in de preklinische fase van de opleiding en zorg dat met enige regelmaat plenair de feedback van de coassistenten wordt besproken en waar nodig aanpassingen gedaan worden in het zorgproces. Vanwege de kwetsbare positie van de aankomende dokters is het nodig dat ze op een veilige manier deze feedback kunnen geven, eventueel geborgd door een landelijke richtlijn. Op deze manier maken we gebruik van hen als venster naar de werkelijkheid en kan de zorg op een eenvoudige (en goedkope!) manier verbeterd worden. En dan zijn de co’s zelf niet nog slechts de oplossing van het aloude raadsel “het is wit en loopt in de weg.”
Stuur deze pagina door >>
Opinie
Wat doet de DSM-5 met
de psychiater en de psychiatrie?
De DSM-5 is niet onschuldig. Het beïnvloedt de ontwikkeling van het vak van psychiater en dus van de psychiatrie als discipline. Ook in deze derde podcast botsen de standpunten van psychiater Floortje Scheepers en psychiater Ralph Kupka. ... Meer
Podcast 3. Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar?
Onze derde podcast "Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar" is te beluisteren op "Psychiater op de cast" op Spotify.In deze aflevering komen Floortje Scheepers en Ralph Kupka wederom met elkaar in botsing over hun standpunten, maar ze zijn het erover eens dat het lijden van patiënten en de bijbehorende processen centraal moeten staan. ... Meer
Podcast 2. Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?
Onze tweede aflevering, "Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?", is nu beschikbaar op op Spotify: "Psychiater op de cast".In deze boeiende aflevering onderzoeken Floortje Scheepers, Ralph Kupka en Tessa van den Ende, onder leiding van Wouter Van Ewijk, de impact van de DSM-5 op de patiëntenzorg. ... Meer
Let op: de Anti-spam code is slechts 15 minuten geldig.
Tip: als u een reactie met veel woorden heeft, typ deze dan eerst in Word en plak hem vervolgens in het Reactieveld hieronder.