Reactie op "De autonome professional is een specialist in samenwerken" door Wouter van Ewijk.
Kenmerkend voor de professional is dat hij of zij in staat is om zelfstandig professionele beslissingen te nemen. Wanneer hij of zij dit vermogen verliest wordt hij uitvoerder van aanwijzingen van anderen; hij wordt daarmee gedeprofessionaliseerd. Het gebruikelijke begrippenpaar professionele autonomie is in die zin een tautologie.
Goed kunnen samenwerken is altijd een mooie en onder specifieke omstandigheden een noodzakelijke eigenschap maar heeft met professionaliteit in strikte zin niet veel te maken. Ook niet-professionals kunnen, al dan niet, goed samenwerken. Je kunt een voortreffelijke internist, chirurg of psychiater zijn terwijl teambesprekingen en dergelijke je een gruwel zijn. Je kunt aan professionele autonomie vasthouden en tegelijkertijd goed kunnen samenwerken. Het belang van deze eigenschap is contextafhankelijk.
Van Ewijk's column raakt aan een groot probleem in de zorg, namelijk de toenemende teloorgang van zelfstandigheid in de beroepsuitoefening van de gezondheidsprofessionals.
Tot ongeveer dertig jaar geleden beperkten verzekeraars zich tot verzekeren, de ziekenhuiseconoom was hoofd van de administratie en zag op tegen zijn baas, de geneesheer-directeur, en de overheid keek (na 1945) toe. Aan zelfstandigheid van artsen werd niet getornd. Sindsdien hebben cohorten in- en externe niet-medische functionarissen hun intrede in het zorgberdrijf gedaan. Het management maakt binnen de instellingen de dienst uit, verzekeraars hebben 'de regie', de invloed van de staat is door gedetailleerde wet- en regelgeving alom aanwezig. De strijd om de zorg is door de alliantie van ziekenhuismanagement, overheid en verzekeraars (onder applaus van gesubsidieerde patiëntenkoepels) gewonnen, ten koste van de zelfstandigheid en ook de (inkomens)positie van de gezondheidsprofessional.
Al polderend zijn de beroepsverenigingen van artsen in deze stroom meegesleurd; zij die zich binnen de besturen tegen deze ontwikkelingen hebben verzet kwamen terecht in minderheidsposities en vertrokken uiteindelijk. Ook de verenigingen hebben de protocolgeneeskunde, dodelijk voor creatieve uitoefening van het vak, omarmd, en daarmee professionele autonomie deels buiten de orde geplaatst. Het beroepsgeheim en de medische privacy van patiënten is ten gunste van controle en beheersing door staat en verzekeraars met de invoering van de DBC-systematiek opgerekt, zo niet opgeofferd. In deze context is het niet verbazingwekkend dat ook in ideologische zin op het laatste bastion van zelfstandigheid, de professionele autonomie, toenemend wordt ingebeukt.
Om Marx te parafraseren, de heersende ideologie is de ideologie van de heersende (management)klasse, te weten de overheid, verzekeraars en zorgbestuurders. Ook de stellingen van Van Ewijk hebben een ideologisch karakter. Na professionele autonomie te hebben ge-reframed tot de eigenschap goed te kunnen samenwerken (waar op zich niemand tegen kan zijn), opent hij de aanval: professionele autonomie in strikte zin is volgens hem "voorbij" en zelfs "een gevaar voor veiligheid van de patiënt". Dit moge onder omstandigheden gelden voor slecht samenwerken, maar heeft, nogmaals, met professionele autonomie op zich niets te maken.
Het is op den duur oersaai om na een lange opleiding een werkleven lang als gedeprofessionaliseerde protocolslaaf, onderhorig aan overheid, verzekeraars en ziekenhuisbestuur, de dagen te moeten slijten. De economische aspecten hiervan laat ik hier buiten beschouwing. Ik heb niks tegen vrouwelijke artsen, maar het geeft te denken dat zeventig procent van de medische studenten vrouw is. De twintig procent verschil met manlijke collega's kan niet aan emancipatieprocessen worden toegeschreven. Zou het kunnen dat jongens die wat willen een medische loopbaan tegenwoordig liever mijden?
Hoe dan ook, een nieuwe klassenstrijd is aan de orde. Wellicht is de komst van verschillende nieuwe verenigingen en bewegingen (vereniging vrijgevestigd medische specialisten VVMS, vereniging praktijkhoudende huisartsen VP Huisartsen, De Vrije Huisarts, DeVrijePsych) wat dit betreft een teken.
Professionals aller landen, verenigt u! Voor uw zelfstandigheid, voor een boeiend werkleven, en tegen staat en gezondheidsbureaucraat!
Stuur deze pagina door >>
Opinie
Wat doet de DSM-5 met
de psychiater en de psychiatrie?
De DSM-5 is niet onschuldig. Het beïnvloedt de ontwikkeling van het vak van psychiater en dus van de psychiatrie als discipline. Ook in deze derde podcast botsen de standpunten van psychiater Floortje Scheepers en psychiater Ralph Kupka. ... Meer
Podcast 3. Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar?
Onze derde podcast "Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar" is te beluisteren op "Psychiater op de cast" op Spotify.In deze aflevering komen Floortje Scheepers en Ralph Kupka wederom met elkaar in botsing over hun standpunten, maar ze zijn het erover eens dat het lijden van patiënten en de bijbehorende processen centraal moeten staan. ... Meer
Podcast 2. Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?
Onze tweede aflevering, "Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?", is nu beschikbaar op op Spotify: "Psychiater op de cast".In deze boeiende aflevering onderzoeken Floortje Scheepers, Ralph Kupka en Tessa van den Ende, onder leiding van Wouter Van Ewijk, de impact van de DSM-5 op de patiëntenzorg. ... Meer
Let op: de Anti-spam code is slechts 15 minuten geldig.
Tip: als u een reactie met veel woorden heeft, typ deze dan eerst in Word en plak hem vervolgens in het Reactieveld hieronder.