Classificatie met behulp van de DSM heeft de communicatie over de grenzen van zowel continenten, landen als scholen in de psychopathologie, psychodiagnostiek en psychotherapie bevorderd. Zoals vaak geldt voor een communicatiemiddel dat breed kan worden toegepast: het verliest aan diepgang en kwaliteit bij toepassing op concrete casuïstiek. In de onderzoeksliteratuur treffen we inmiddels veel beschouwingen aan over de beperktheid van classificatie met behulp van de DSM. Vanzelfsprekend werd dit door allerlei criticasters vanuit hun theoretische referenties kaders allang beweerd, maar nu komt vanuit de onderzoekspraktijk ook het gebrek aan steun voor een categoriaal systeem tot uiting.
________________________________________________________________________
De assen van de DSM-IV
-
As I: Klinische Stoornissen en Andere Condities die het focus van de klinische aandacht kunnen zijn
-
As II: Persoonlijkheidsstoornissen en Zwakbegaafdheid
-
As III: Algemene Medische Condities
-
As IV: Psychosociale en Omgevings- problemen
-
As V: Globale Assessment van het Functioneren (GAF
___________________________________________________________________________
Onder ervaren clinici is intussen de kritiek op de DSM niet mals. De DSM classificeert stoornissen en diagnosticeert geen mensen. De behandelend psycholoog of psychiater daarentegen heeft altijd met concrete mensen te maken die in allerlei unieke omstandigheden verkeren. Ook al werden de assen IV en V juist toegevoegd vanwege de kritiek dat de stressoren en de omstandigheden in het classificatieproces buiten schot bleven, dit heeft niet veel verbeterd. Het accent blijft liggen op de As I en As II.
Indien men zich bij een patiënt beperkt tot het stellen van een As I classificatie bijvoorbeeld een paniekstoornis met agorafobie (code 300.21) en men laat de andere assen onvermeld, geeft dit weinig informatie. De mensen die deze classificatie krijgen, kunnen net zoveel verschillen als twee mensen met een entreekaartje voor een concert van Mahler uitgevoerd door het Gelders Orkest. Dit wordt anders zodra de resterende assen ook zijn ingevuld, maar dat is zeker in het wetenschappelijk onderzoek en in de vakliteratuur, geen gangbare praktijk.
Om aan een stoornis te voldoen moet je beantwoorden aan een serie criteria, ontbreekt er één dan heb je de stoornis volgens dit systeem niet. In de praktijk leidt dit soms tot bizarre taferelen: zelf maakte ik mee dat er strijd tussen twee diagnostici ontstond omdat een man volgens de DSM net niet voldeed aan alle criteria voor Asperger (een variant van autisme), maar hier verder wel in alle opzichten last van had. Er is geen onderzoek dat de validiteit van het verschil dat ontstaat tussen een criterium meer of minder ondersteunt.
De pretentie om uiteindelijk met de categorieën wortel te schieten in het brein is voor de meeste stoornissen (en zeker voor de theoriegeladen persoonlijkheidsstoornissen) een illusie gebleken. Voor de psychiatrische stoornissen in dit boek is, ondanks alle moeite die erin is geïnvesteerd, geen specifiek gen gevonden. Natuurlijk zijn er genen betrokken bij deze stoornissen maar de determinering geheel in de hersenen aantreffen faalt vanzelfsprekend; de hersenen zijn tenslotte geen voldoende maar alleen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor psychische patronen. Een rechtstreeks relatie leggen tussen descriptieve concepten en de hersenfysiologie is ook moeilijk voorstelbaar. De architectuur van de hersenen houdt geen rekening met wat psychiaters en psychologen bedenken voor de klachten die ze moeten behandelen. Voor functies als motoriek, gezichtsvermogen, reuk, emoties en dergelijke is lokalisatie in de hersenen iets meer voor de handliggend, maar ook niet eenvoudig. Bij een duidelijk af te bakenen stemmingsstoornis of een verslaving, is dit ook voorstelbaar. Maar een concept als de vermijdende persoonlijkheidsstoornis, vergelijkbaar met het intelligentiebegrip, maakt geen enkele kans op een pendant in het brein en zou daarom aan andere psychologische fenomenen gevalideerd moeten worden.
DSM - Van Diagnostiek in de diepte naar Classificatie aan de oppervlakte
Een schets van het perspectief van DSM, in vijf delen - Deel 2
Lees meer >>
DSM - Ontstaan en Gevolgen
Een schets van het perspectief van DSM, in vijf delen - Deel 1
Lees meer >>
Stuur deze pagina door >>
Opinie
Wat doet de DSM-5 met
de psychiater en de psychiatrie?
De DSM-5 is niet onschuldig. Het beïnvloedt de ontwikkeling van het vak van psychiater en dus van de psychiatrie als discipline. Ook in deze derde podcast botsen de standpunten van psychiater Floortje Scheepers en psychiater Ralph Kupka. ... Meer
Podcast 3. Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar?
Onze derde podcast "Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar" is te beluisteren op "Psychiater op de cast" op Spotify.In deze aflevering komen Floortje Scheepers en Ralph Kupka wederom met elkaar in botsing over hun standpunten, maar ze zijn het erover eens dat het lijden van patiënten en de bijbehorende processen centraal moeten staan. ... Meer
Podcast 2. Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?
Onze tweede aflevering, "Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?", is nu beschikbaar op op Spotify: "Psychiater op de cast".In deze boeiende aflevering onderzoeken Floortje Scheepers, Ralph Kupka en Tessa van den Ende, onder leiding van Wouter Van Ewijk, de impact van de DSM-5 op de patiëntenzorg. ... Meer
Let op: de Anti-spam code is slechts 15 minuten geldig.
Tip: als u een reactie met veel woorden heeft, typ deze dan eerst in Word en plak hem vervolgens in het Reactieveld hieronder.