Het gemiddelde bestaat niet

21 april 2016

In de sociale wetenschappen zijn er allerlei mechanismen ontdekt waarmee wij, veelal ten onrechte, mensen onheus bejegenen of classificeren. Daarmee plegen we een ernstige inbreuk op de identiteit van anderen en bevestigen en versterken wij die van onszelf. 

Sinds we vanuit Europa andere culturen gingen ontdekken en bestuderen deden we dat over het algemeen vanuit een etnocentristisch perspectief. Witte, westerse mensen waren de norm en het ijkpunt voor beschaving, de rest was minderwaardig. Een veel voorkomend mechanisme is stereotypering. Hierin worden andere mensen over één kam geschoren, veelal een negatieve. We kennen stereotypen over mannen en vrouwen, over jonge en oude mensen en uiteraard ook over mensen zonder of juist met een ernstige (psychische) aandoening. Stereotypering ligt aan de basis van stigmatisering. Een variant is essentialisme (bijvoorbeeld gedrag ‘herleiden’ tot biologische of culturele kenmerken). Het verkeerde denken gaat gemakkelijk over in verkeerd gedrag: discriminatie, racisme, seksisme, xenofobie, genocide en ga zo maar door. 

Met al deze mechanismen zorgen dominante groepen ervoor dat ze hun identiteit versterken en als superieur ervaren en in stand weten te houden, ten koste van die anderen: hun identiteit wordt afgewezen en de betrokkenen worden geacht zich aan te passen. En wanneer ze dat niet doen worden ze beschimpt en beschuldigd of ‘aangepakt’. In onze samenleving gebeurt dat meestal nog heel ‘netjes’, maar er zijn nog landen waarin bijvoorbeeld psychiatrische patiënten aan de ketting liggen zoals bijvoorbeeld in Indonesië nog steeds voorkomt. Maar ook in Nederland, een paar eeuwen geleden, werden de dollen, liefst buiten de stad, opgesloten in aparte gestichten. En niet toevallig zijn de meeste psychiatrische instellingen die vanaf de 19e eeuw in alle provincies werden gevestigd bijna allemaal buiten de steden geplaatst. De vermaatschappelijking van de zorg, en recent de opkomst van ervaringsdeskundigen in de instellingen, heeft op dit gebied al veel veranderd, al zijn we er nog lang niet.

Er is ook nog veel werk te doen in de wetenschap. Het denken in gemiddelden, standaarden, normen, en wat al niet dat bijdraagt aan overtrokken generalisaties, komt in epidemiologisch maar ook klinisch onderzoek nog veel voor. We zijn zo gewend geraakt aan het denken in gemiddelden dat we niet meer weten dat het gemiddelde niet bestaat: het is een mentale constructie in de hoofden van statistisch denkende wetenschappers. Het heeft ons ongetwijfeld veel goeds gebracht, maar het is nu tijd om vooral te denken in variaties en individuele verschillen. 

De gepersonaliseerde of precisiegeneeskunde is niet toevallig ontstaan. Men is er, bijvoorbeeld in de oncologie, achter gekomen dat wat ‘op zich’ voor een ‘gemiddelde groep patiënten’ werkt, bij talloze patiënten geen effect heeft, of zelfs averechts werkt. Het heeft er ook mee te maken dat we tot voor kort in de geneeskunde vooral moesten denken in termen van correlaties, bij gebrek aan kennis over mechanismen, hoe en waarom iets werkt. Dit laatste is het hart van de wetenschap al is het wel het moeilijkste. Het belang van kennis over mechanismen, voorbij de correlaties, maakt het ook mogelijk om voorbij de gemiddelden te denken. We weten bijvoorbeeld al een tijd dat er statistisch inderdaad een correlatie bestaat tussen depressie en diabetes 2. Maar pas recent is er meer inzicht in de factoren die kunnen verklaren dat, hoe en waarom bepaalde subgroepen of individuele patiënten met depressie wel, en anderen toch geen diabetes 2 ontwikkelen. Zulke kennis is buitengewoon belangrijk om preciezer te werk te gaan in de advisering, behandeling of preventie. 

Ik denk zelf dat een toenadering tot denken dat is gebaseerd op het idee dat – ongeacht talloze overeenkomsten – alles en iedereen anders is, de voorwaarde is om strijd te kunnen leveren tegen generalisaties, discriminaties en de uitsluiting van mensen. Op afstand lijken alle chinezen op elkaar en hebben ze allemaal precies dezelfde cultuur. Van dichtbij bekeken zie je al snel dat er in China zoveel culturele diversiteit bestaat, en dat ook in China alle mensen van elkaar verschillen. Bovendien: ook in China verandert er heel veel, heel snel. Hetzelfde geldt uiteraard voor mensen met een bepaalde psychische aandoening. Daarom zijn generalisaties als EPA (aanduiding voor mensen met een ernstige psychische aandoening) zo gevaarlijk: het enige wat de betrokkenen met elkaar gemeen hebben is dat anderen ze als zodanig typeren. Het al dan niet bedoelde gevolg is dat er nu gesproken wordt over 'EPA-mensen' en zelfs ‘ik heb’ of ‘ik ben’ EPA. Goede bedoelingen kunnen averechts uitpakken. Het is verstandig vanaf nu dit soort typeringen radicaal te vermijden. Het is een symptoom van gemakzuchtig of zo men wil gemiddeld denken.

Vacatures

MEER OVER DEZE VACATURE >>

Opinie

Wat doet de DSM-5 met
de psychiater en de psychiatrie?

De DSM-5 is niet onschuldig. Het beïnvloedt de ontwikkeling van het vak van psychiater en dus van de psychiatrie als discipline. Ook in deze derde podcast botsen de standpunten van psychiater Floortje Scheepers en psychiater Ralph Kupka. ... Meer

Reageer |  reacties

Podcast 3. Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar?

Onze derde podcast "Wat betekent de DSM-5 voor de behandelaar" is te beluisteren op "Psychiater op de cast" op Spotify.In deze aflevering komen Floortje Scheepers en Ralph Kupka wederom met elkaar in botsing over hun standpunten, maar ze zijn het erover eens dat het lijden van patiënten en de bijbehorende processen centraal moeten staan. ... Meer

Reageer |  reacties

Podcast 2. Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?

Onze tweede aflevering, "Wat betekent de DSM-5 voor de patiënt?", is nu beschikbaar op op Spotify: "Psychiater op de cast".In deze boeiende aflevering onderzoeken Floortje Scheepers, Ralph Kupka en Tessa van den Ende, onder leiding van Wouter Van Ewijk, de impact van de DSM-5 op de patiëntenzorg. ... Meer

Reageer |  reacties